Functie met meerdere uitgangen in MATLAB

Functie Met Meerdere Uitgangen In Matlab



De door de gebruiker gedefinieerde functies in MATLAB werken op dezelfde manier als de ingebouwde functies. Deze functies worden op verschillende manieren aangeroepen, bijvoorbeeld via het opdrachtvenster, scriptbestand of functiebestanden. De door de gebruiker gedefinieerde functie kan meerdere uitgangen genereren. Het doel van dit artikel is om te illustreren hoe de functies met meerdere uitgangen worden gebruikt in MATLAB.

Functies gebruiken met meerdere uitgangen in MATLAB?

De door de gebruiker gedefinieerde MATLAB-functie kan een of meer invoer- en uitvoerargumenten aannemen. De invoerargumenten kunnen een waarde, een wiskundige uitdrukking of gewoon een variabele zijn. De gebruiker moet het exacte aantal en de positie van invoer- en uitvoerargumenten kennen om ze in een functie te kunnen gebruiken.

De syntaxis van de door de gebruiker gedefinieerde MATLAB-functie wordt hieronder weergegeven:







functie [ y1,...,yN ] = leuk ( x1,...,xM )

Hier, functie [y1,...,yN] = plezier(x1,...,xM) verklaart een functie met de naam fun that takes x1,…,xM als input en rendement y1,...,yN als uitvoer. De eerste regel uitvoerbare code van de functie moet deze declaratie-instructie bevatten. Geldige functienamen moeten beginnen met een alfabetisch teken en kunnen letters, cijfers of underscores zijn.



Overweeg enkele voorbeelden die laten zien hoe een functie met meerdere uitvoer in MATLAB moet worden gebruikt.



voorbeeld 1

Dit is een standaard MATLAB-code die een functie met de naam declareert stat om het gemiddelde en de standaarddeviatie van vectorelementen te berekenen. De functie neemt een vector als invoerargument en retourneert het gemiddelde en de standaarddeviatie van alle waarden in die vector. We slaan deze functie op in het scriptbestand met de naam stat .





functie [ bedoel, standaard ] = stat ( bar )
len = lengte ( bar ) ;
bedoel = som ( bar ) / zojuist;
std = kwadraat ( som ( ( vect-betekenen ) .^ 2 / alleen ) ) ;
einde

Opmerking : Het wordt aanbevolen om de scriptbestandsnaam op te slaan volgens de functienaam.

Nadat het scriptbestand is opgeslagen, kunt u de hierboven gedefinieerde functie in het opdrachtvenster aanroepen door de vector als invoer door te geven.



balk = [ 5 : 0,25 : 10 ] ;
[ ave, stdev ] = stat ( bar )

Het berekende gemiddelde en de standaarddeviatie worden op het scherm weergegeven.

Voorbeeld 2

Dit is een standaard MATLAB-code die een functie met de naam declareert stat om het gemiddelde en de standaarddeviatie van vectorelementen te berekenen. De functie neemt een vector als invoerargument en retourneert het gemiddelde en de standaarddeviatie van alle waarden in die vector. We slaan deze functie op in het scriptbestand met de naam stat.

functie [ bedoel, standaard ] = stat ( bar )
len = lengte ( bar ) ;
gemeen = ( som ( bar ) ) / zojuist;
std = kwadraat ( som ( ( vect-betekenen ) .^ 2 / alleen ) ) ;
einde

We noemen de hierboven gedefinieerde functie in een ander scriptbestand met de naam func.m door de vector als invoerargument door te geven.

balk = [ 5 : 0,25 : 10 ] ;
[ ave, stdev ] = stat ( bar )

Wanneer we de func.m bestand, worden de berekende resultaten op het scherm weergegeven.

Opmerking : Wanneer u een functie in MATLAB aanroept, moet deze het bijbehorende functiebestand kunnen vinden. Door zowel het functiebestand als het scriptbestand in dezelfde map te plaatsen, zorg je ervoor dat MATLAB de functie correct kan vinden en uitvoeren.

Voorbeeld 3

Dit MATLAB-voorbeeld gaat de maximale hoogte en afstand van een projectiel berekenen en het traject uitzetten. Hiervoor definiëren we een functie met 2 invoerargumenten v0 als beginsnelheid en theta als hoek, en 2 uitvoerargumenten die h max vertegenwoordigen maximale hoogte en d max vertegenwoordigen maximale afstand. We slaan de functie op in het scriptbestand met de naam projectiel.m bestand.

functie [ hmax, dmax ] = traject ( v0, thèta )
G = 9.81 ;
v0x =v0 * cos ( theta * pi / 180 ) ;
v0y =v0 * zonder ( theta * pi / 180 ) ;
thmax =v0j / G;
h max =v0j^ 2 / ( 2 * G ) ;
thot = 2 * maximaal;
d max =v0x * alles;
tplot =linspatie ( 0 thot 200 ) ;
X =v0x * tplot;
En =v0j * tplot- 0,5 * G * tplot.^ 2 ;
verhaallijn ( x, y )
xlabel ( 'AFSTAND (m)' )
label ( 'HOOGTE (m)' )
titel ( 'PROJECTIEL' 'S TRAJECT' )

Nadat we dit functiebestand hebben opgeslagen, zullen we het in het opdrachtvenster aanroepen door de waarden van beginsnelheid in m/s en theta in graden door te geven. De berekende hoogte, afstand en gemaakte plot worden weergegeven in de gegeven uitvoer.

Conclusie

Het verkrijgen van meerdere uitvoer van een functie kan om verschillende redenen nuttig zijn: zoals het verbeteren van de code-efficiëntie, het vereenvoudigen van de code, het verbeteren van de functionaliteit en meer. Er zijn verschillende manieren om meerdere uitvoer van een functie te krijgen, onder meer via het opdrachtvenster, scriptbestand of functiebestanden. Deze zelfstudie demonstreerde het gebruik van MATLAB-functies met meerdere uitvoer door enkele nuttige voorbeelden te geven.